Bolivia, Potosí

18-20 november 2017

We komen rond 19.00u binnengereden in Potosí, een oude koloniale, lichtelijk vervallen stad op 4.050 meter hoogte (wat zelfs voor de Andes hoog is). Deze stad staat het meest bekend om zijn ondergrondse mijnrondleidingen, waar mijnwerkers gretig giften van alcohol en dynamiet accepteren voordat toeristen de verschrikkelijke omstandigheden van hun dodelijke werkplek kunnen zien. Wat je niet ziet is dat deze stad ooit een van de grootste en rijkste stedelijke gebieden in de wereld was. Het waren de enorme hoeveelheden zilver uit het nabijgelegen Cerro Rico die het Spaanse rijk financierden voor hun missie om de Nieuwe Wereld te koloniseren.

De regio Potosí werd oorspronkelijk bewoond door de inheemse Charcas en Chullpas-mensen die in relatieve harmonie leefden en waren van zilver en klei maakten om handel te drijven met naburige etnische groepen. De Inca’s arriveerden in de 16e eeuw en veroverden het gebied snel door pure militaire macht. Ze dwongen hen in een systeem van slavernij, bekend als mit’a, om te beginnen met mijnen voor zilver. De Spanjaarden namen later de controle over de regio en zijn mijnen over. Toen ze vernomen hadden dat het gebied rijk was aan zilver, adopteerden ze het mit’a-systeem en dwongen de Inca’s en andere overgebleven inboorlingen tot een leven van slavernij. Na verloop van tijd stierven er slaven door overbelasting en blootstelling aan schadelijke gassen. Bij de inboorlingen werd gedacht dat ze niet aan de hoogte konden wennen, waardoor ze naar hogere delen gemigreerd werden om te werken in de coca plantages. Er wordt gezegd dat je een zilveren brug zou kunnen bouwen van Potosí naar Madrid van wat hier werd gedolven – en één terug met de botten van slaven die stierven tijdens het proces van delven naar munten maken.

We pakken bij aankomst in de busterminal een taxi richting ons hostel The Koala Den. Het ziet er in eerste instantie niet heel gezellig uit. We checken in en krijgen een hele grote (4-persoons) kamer (win!). We kijken op Tripadvisor waar we lekker kunnen eten en komen uit bij Café Potocchi met huiskamer idee. Op weg naar het restaurant voelen we ons niet helemaal op ons gemak, de stad is vrij verlaten waardoor er geen prettige sfeer hangt. Eenmaal aangekomen bij het restaurant worden we geholpen door een schattig oud mannetje, die de boel alleen lijkt te runnen. We krijgen een menukaart waar niet al te veel gerechten op staan en als we hebben besteld mogen we een tijdje wachten tot we ons drinken krijgen en daarna nog een poosje op ons eten. Alles gaat op z’n dooie akkertje. Desalniettemin eten en zitten we er heerlijk! Na het eten besluiten we nog een biertje te drinken in een café in de straat van ons hostel. We drinken er één en taaien af naar ons bed.

De volgende ochtend hebben we een heerlijk ontbijt aan een gezamenlijke tafel met verschillende soorten vers fruit, broodjes, jam en boter en wordt ons gevraagd wat we willen drinken (een vers sapje en koffie of thee) en of we er ook een eitje bij willen. Een heerlijk begin van de ochtend! Na het ontbijt informeren we naar de tour naar de mijn en krijgen we te horen dat het op zondag geen zin heeft om naar de mijnen te gaan, omdat alle mijnwerkers aan het drinken zijn op zondag. Hierop besluiten we nog een nachtje extra te boeken, zodat we op maandag naar de mijnen kunnen.

We lopen richting Casa de Moneda, hét munthuis van de stad. Het gebouw heeft ook gediend als gevangenis en later zelfs als fort. Vandaag de dag is het gebouw geen munthuis, gevangenis of fort meer, maar een museum. Tijdens de rondleiding krijg je het proces van munten maken te zien in de originele kamers en is er een collectie met zilveren munten en religieuze kunst te bewonderen.

Na de rondleiding in Casa de Moneda gaan we een andere agency in om wat informatie in te winnen over een tour naar de zilvermijnen. Hij verteld honderduit over de tour en de mijnen en verteld ons dat hij en alle andere gidsen van de agency allemaal in de mijnen hebben gewerkt. Hij kan ons een mooi pakket aanbieden en er zou een deel naar de mijnwerkers gaan. We besluiten nog even na te denken over wat we gaan doen en gaan in de buurt even lunchen. Reni heeft haar laptop mee en google’t wat naar de zilvermijnen. Uiteindelijk gaat haar geweten een beetje knagen en besluit ze om geen tour meer te willen doen.

Bolivia’s Cerro Rico, de ‘berg die mensen eet’, kan de hele stad laten zinken. 470 jaar graven hebben de berg zo bezaaid met tunnels en zinkgaten dat geologen denken dat delen van de berg zullen instorten. Hierdoor is het niet alleen voor toeristen gevaarlijk om er een tour te doen, maar zeker voor de mijnwerkers die daar elke dag nog werken. Het voelt daardoor niet goed om te aanschouwen en eigenlijk in stand te houden wat daar gebeurd.

Doordat we de tour niet meer gaan doen is het ook prima om op maandag door te reizen naar de volgende bestemming, zoveel meer is er namelijk niet te doen in Potosí. We lopen nog wat rond in het stadje, knuffelen nog wat met het witte fluffy huiskitten in het hostel en eten een lekker pizzaatje alvorens we ons bed in duiken. We moeten de volgende dag vroeg ons nest uit, de bus naar Tupiza gaat namelijk om 08.15u ongeveer.

 

Comments are closed