21-24 februari 2018
We springen in het kleine witte busje die ons naar Riohacha – of zoals René zegt; Rio-cha-cha, tot groot vermaak van de chauffeur – gaat brengen. In Riohacha moeten we een volgend busje zien te vinden die ons naar Uribia gaat brengen en vanuit Uribia moeten we een 4WD vinden naar Cabo de la Vela. Niks van te voren geboekt, dat kan namelijk niet – spannend!
La Guajira is Colombia’s meest noordelijke regio: een uitgestrekt en wilde woestijn aan de Caribische kust grenzend aan Venezuela, bevolkt door de grootste inheemse groep van Colombia, de Wayuu. Het is een wanhopig arme en berooide plek, en de Wayuu leven een zwaar leven, maar het toerisme zorgt voor een broodnodig inkomen en het wordt steeds populairder als bestemming voor backpackers. De meest populaire plaats om te bezoeken is het kleine kustplaatsje Cabo de la Vela, waar dan ook de meerderheid van de reizigers het eerst komt. Er is niet veel te doen wanneer je in Cabo bent, maar de stranden en zonsondergangen zijn er prachtig én het is één van de beste kitesurf plekken ter wereld. De kalme wateren en de dagelijkse wind maken de baai dé perfecte plek om te leren kitesurfen.
Een kleiner aantal reizigers kiest ervoor om vanuit Cabo naar Punta Gallinas – het meest noordelijke puntje van Zuid-Amerika’s vaste land – verder te reizen. Het is een lange reis per jeep en boot, maar het schijnt de moeite waard te zijn voor de ruige landschappen en het gevoel van totale isolatie, plus het relatieve gebrek aan andere toeristen.
Bij aankomst in Riohacha worden onze tassen – samen met de tas van een medereizigster – meteen overgeheveld naar de volgende auto, die ons naar Uribia gaat brengen. Blijkbaar had onze chauf dit vanuit de auto al geregeld voor ons. René snelt zich naar de pinautomaat, er moet namelijk cashgeld meegebracht worden naar Cabo, omdat daar geen pinautomaat is. Onze nieuwe chauffeur wacht ongeduldig en besluit dat we René op gaan halen met de auto. Met wat vertaalhulp van Vicky, onze medereizigster, weet Reni het nog eventjes uit te stellen, maar al snel rijden we naar René toe, tenminste… Dat denken we. René is inmiddels alweer terug bij de plek waar Reni was met de tassen, maar nu zonder Reni, zonder tassen en mét een mannetje die hem probeert duidelijk te maken dat hij moet wachten. Gelukkig komt de auto met Reni en de tassen al snel om de hoek scheuren en zitten we allemaal in de auto. Zonder geld weliswaar, want de pinautomaten waren allemaal buiten gebruik. De chauf verzekerd ons dat we in Uribia kunnen pinnen, dus daar gaan we dan maar vanuit.
Na een prima ritje komen we aan op het kruispunt vlak voor Uribia, wat een soort marktplaats en busterminal in één is. De plaats is hectisch met mensen, verkeer en een paar toeristen die graag verder willen reizen. We hebben gelijk een jeep die ons verder kan brengen, maar we moeten wachten tot die helemaal volgeladen is met toeristen. We praten wat met Vicky, die ons helpt met het vertalen van alles wat er in het Spaans wordt gezegd en worden vergezeld door een katje die een van zijn voorpootjes mist. Onze laatste kans om te pinnen is in Uribia en Vicky heeft geregeld dat de chauf van de jeep ons naar de dichtstbijzijnde pinautomaat rijdt, zodra we vertrekken. Een half uur later is het eindelijk zover, we rijden Uribia uit! Maar we moesten nog pinnen… We vragen de chauffeur of we nog langs een pinautomaat rijden en hij verteld ons van niks te weten. Gelukkig gooit hij na wat gegrom wel het stuur om, zodat we de broodnodige centjes uit de muur kunnen trekken.
Asfalt maakt plaats voor stoffige zandwegen, het echte avontuur begint. Al stuiterend vangen we de eerste glimp op van het landschap wat we in ons hoofd hadden. Cactussen leven als onkruid, vechten voor voedingsstoffen met woestijnstruiken en bieden water en voedsel voor de roedels magere geiten die hier door het dorre landschap dwalen. Je kan precies zien waar de beschaving begint, door de enorme hoeveelheid aan plastic afval in deze prachtige natuur. De lokale bevolking laat letterlijk ál hun afval achter waar ze het niet meer nodig hebben, waardoor het bezaait is met piepschuimbekers, bierblikjes, pakjes ijs en zelfs luiers. Dit is iets wat we al vaker zijn tegengekomen, maar nog niet helemaal aan gewend zijn geraakt. Zonde hoe deze prachtige plekken op die manier vervuild worden.
Na een lange, hete en hobbelige rit mét tussenstop doordat de auto niet echt meewerkte – er was benzine vermengd met water in de tank gegooid, komen we aan in Cabo de la Vela. We worden voor de deur van Mochilleras People Hostel afgezet, waar we meteen naar binnen gesleept worden. Vicky praat ondertussen met buurman Federico, waar we daarna beloven langs te gaan. Er zijn aardig wat andere toeristen bij Mochilleras People, maar dit schrikt ons juist een beetje af. We gaan bij buurman kijken en besluiten daar te overnachten voor een prima prijsje. Een Duits koppel die ook in de jeep hierheen zaten overnachten ook op deze plek en we spreken af om met z’n vijven iets te regelen voor onze trip naar Punta Gallinas. Overnachten in Cabo betekend slapen in hangmatten, dus we zullen deze avond tien meter van de kust af heerlijk hangend snurken.
De rest van de dag genieten we van de vele kitesurfers, goedkope biertjes, Vicky’s muzikale talent en eten we voor een prikkie aan de overkant. René eet salchipapa, een typisch Latijns-Amerikaans fastfood gerecht. De naam van het gerecht is een samenvoegsel van de Spaanse woorden ‘salchicha’ wat worst betekend en ‘papa’, wat aardappel betekend. Salchipapa bestaat uit een soort knakworst gemengd met frieten en getopt met een flinke laag ketchup en mayonaise.
De volgende dag moeten we om half vijf op, omdat de jeep naar Punta Gallinas om vijf uur vertrekt. We hebben de ‘tour’ geregeld bij Federico, die ons de volgende ochtend zal wekken. We kruipen lekker vroeg onze hangmatten in en slapen wonderbaarlijk goed. We worden de volgende ochtend in enorme stress wakker, want we zijn niet gewekt door Federico en het is al vijf uur. In alle haast pakken we onze spullen en vertrekken we in overvolle jeeps naar de volgende bestemming. Er is blijkbaar geen jeep voor ons geregeld, waardoor we verdeeld over twee jeeps bij andere groepen zijn gevoegd. Reni is haar pet vergeten bij Federico, waardoor ze de chauffeur vraagt deze op te pikken en bij de terugreis terug te geven. De chauf verteld op zijn beurt dat er een kleine kans is dat de pet teruggevonden wordt, want alles wat je achterlaat is binnen no-time op wonderbaarlijke wijze verdwenen, maar hij gaat zijn best doen. Fingers crossed dus.
De enige manier om naar Punta Gallinas te komen is door het boeken van een tour. Deze tour is inclusief de heen- en terugreis én een tour langs de spots in de buurt van Punta Gallinas. We worden afgezet bij één van de twee hostels in dit gebied; Hospedaje Alexandra – waar alle tours je naar toe zullen brengen. Het is de enige plek waar je kunt slapen, eten en drinken, dus we hebben niet echt een andere keuze dan hier te verblijven. Het is dan ook afgelaaien vol met toeristen, wat de magie van deze trip een beetje wegneemt. We hebben van te voren besloten hier twee nachten te verblijven, omdat deze plek mooier moet zijn dan Cabo de la Vela, maar hier hebben we meteen spijt van. In Cabo zaten we idyllisch in een klein open hutje direct aan zee en hadden we keuze waar en wat we wilden eten. Hier kan je niet anders dan doen wat Hospedaje Alexandra wilt. We leggen ons neer bij de foute keuze en besluiten er het beste van te maken. We installeren ons en lopen naar het dichtstbijzijnde strand; Playa Aguja, een half uurtje verderop. Onderweg lopen we langs een school, waar de kinderen buiten aan het voetballen zijn. Vicky en René besluiten eventjes mee te spelen tot grote vreugde van de kinderen én de leraar van de klas.
Aan het strand duiken we de zee in en lopen we een klein stukje over het strand. Na weer te zijn opgedroogd lopen we terug voor de lunch en vertrekken we ’s middags met de jeep naar de spots. We bezoeken Mirador de Casares, Dunas de Taroa en het échte meest noordelijke puntje; Faro Punta Gallinas, waar de vuurtoren staat. Vooral de gigantische zandduin die rechtstreeks de Caribische zee ingaat is prachtig om te zien. In de avond zet Vicky haar muzikale talent weer in samen met Han uit Amsterdam en wordt het een heerlijke avondje vol muziek.
De volgende dag hebben we een relax dag en slapen we tot een uur of tien uit in de hangmatten. We eten een ontbijtje en springen daarna weer onze hangmatten in voor nog wat meer relax tijd. Rond vier uur lopen we met Vicky richting het strand waar het Duitse koppel overnacht en pikken we een hele club kinderen op onderweg. Al snel zwichten we en voeren we ze met koekjes. We komen onderweg een mega sprinkhaan tegen die gretig word opgepakt door één van de jongetjes en vervolgens vlak onder iedereens neus gehouden wordt. Als we bij het strand aankomen speelt Vicky gitaar en doen de kleine kinderen vrolijk mee, wat echt enorm schattig is. Als de zon ondergaat en wij op het punt staan terug te gaan worden ook de kinderen iets vervelender; uiteindelijk is het enige wat ze willen nog steeds snoep en geld en daarin zijn ze flink getraind. Als het inmiddels al donker wordt lopen we terug en laat één van de twee Duitsers haar hele backpack achter, omdat ze die avond toch weer teruggaat om daar te slapen.
Als we terug zijn kunnen we zo aanschuiven voor het avondeten en kruipen we redelijk vroeg weer onze hangmatten in. De volgende ochtend vertrekken we om ongeveer acht uur ’s ochtends weer naar de bewoonde wereld en zal het een flinke reisdag worden, omdat we willen eindigen in Minca.
Op de dag van vertrek gaan we weer met de boot terug naar waar de jeep ons oppikt. We worden weer opgepikt door dezelfde man die ons heeft afgezet en Reni hoopt haar pet terug te zien. Helaas gebeurd dat niet, de pet is helaas op wonderbaarlijke wijze verdwenen. Wel grappig om te bedenken dat er straks een local met “DAMN GIRL!” op zijn hoofd loopt, terwijl ze zelf geen idee hebben wat het betekend. We rijden met de jeep helemaal terug naar Uribia, maar we moeten door tientallen touwtjes heenrijden die kinderen omhoog houden voor wat snoep of om iets te verkopen. In Uribia staat er weer een volgende auto op ons te wachten die ons verder brengt naar de terminal in Riohacha. In Riohacha hebben we eindelijk de tijd om iets te eten en drinken te halen, we zijn allemaal redelijk uitgehongerd. Vanuit Riohacha nemen we een vrij luxe bus richting Santa Marta, wat een erg fijne afwisseling is na alle krappe auto en jeep ritjes. We nemen vanuit de terminal in Santa Marta geen bus, maar een taxi naar Minca, omdat de bus niet vanaf de terminal gaat en we de kosten met z’n drieën kunnen delen – Vicky gaat namelijk ook naar Minca.