23-25 maart 2018
Costa Rica, Liberia
23-24 maart 2018
Als we net een kwartiertje rijden trekt onze buschauffeur zo de versnellingspook uit de bak en besluit onze bus ermee op te houden. We moeten wachten op de monteur, die waarschijnlijk een uurtje later bij de bus kan komen. Het blijft Midden Amerika, dus van tijden kan je niet perse op aan. De meerderheid van de bus bestaat uit toeristen die naar de Arenal vulkaan willen en die hebben de mazzel dat er nét een shuttlebusje voorbij komt waar ze met z’n allen in kunnen. Twee andere Engelse meiden besluiten te gaan liften en hebben binnen 10 minuten een rit te pakken. Wij wachten geduldig langs de kant van de weg en kunnen genieten van het wifi netwerk van het resort waar we naast staan. Een uur later komt inderdaad de monteur en is het probleem vrij snel gefixt. We kunnen weer door!
Aangekomen in Tilarán blijkt onze bus net te zijn vertrokken en moeten we anderhalf uur wachten op de volgende die om één uur zal vertrekken. We komen een Amerikaanse dame tegen die al een tijdje aan het wachten is op haar bus die verteld dat ze nog weinig Engels heeft kunnen praten tijdens haar trip in Costa Rica. Dit terwijl wij vinden dat we half in Amerika terecht zijn gekomen, door alle Amerikaanse toeristen en alles wat op hun gericht is. Sinds Panama staan alle prijzen weergegeven in dollars en kan je met bijna iedereen wel engels praten. Ze loopt met ons mee als we een plekje ergens binnen gaan zoeken om een beetje te schuilen van de harde wind. We komen de twee Engelse meiden tegen die een lift hebben geregeld nadat de bus ermee was opgehouden en dat blijkt een directe te zijn geweest. Ze zijn veertig minuten eerder aangekomen dan wij. We vertellen de Amerikaanse dame dat deze meiden dezelfde kant op gaan als zij, waardoor ze erachter komt dat ze niet om half drie maar om half één al met de bus moet (12:30 = doce y media / 14:30 = dos y media).
We eten iets in een soort markthal een stukje verderop en wachten op de volgende bus die ons in drie kwartier naar Cañas moet brengen. In Cañas nemen we de volgende bus die ons in een uurtje naar Liberia brengt. We komen om drie uur aan op het busstation, vanwaar we een kleine tien minuutjes moeten lopen naar Hospedaje Dodero, waar we één nachtje door zullen brengen. In eerste instantie was het plan om nog een nachtje langer te blijven en een hike te doen in het Rincón de la Vieja National Park. Maar onze nieuwe Duitse vriend Matthias is in San Juan del Sur – net over de grens in Nicaragua – en die kunnen we nog nét treffen als we daar morgen heengaan.
Als we ingecheckt zijn lopen we naar de supermarkt en slaan we alle ingrediënten die we nodig hebben voor pasta pesto, biertjes, water en een ontbijtje voor de volgende ochtend in. In het hostel chillen we wat en komt opeens Sheena, een meisje die ook op de boot van Cartagena naar San Blas zat, binnenlopen. Na een leuk gesprek vervolgen we onze eigen gang weer, chillen we wat en koken we even later één van onze favo maaltijden.
De volgende ochtend pakken we na een lui ochtendje pas om tien uur de bus. De eigenaar van de hospedaje komt nog met René zijn portemonnee aanzetten die hij blijkbaar is vergeten in de hangmat de vorige avond. Gelukkig zit alles er nog in 🙂 We krijgen ook te horen dat het wel eens druk kan worden bij de grens omdat dit weekend de paasvakantie – oftewel Semana Santa – begint voor alle Midden Amerikanen. Er schijnen veel locals naar Nicaragua te gaan om familie op te zoeken of een plekje aan de kust te veroveren om feest te vieren.
Nicaragua, San Juan del Sur
24-25 maart 2018
Na een prima busritje naar de grens, verwachten we lange rijen met locals, maar gelukkig valt dat alles mee. We blijken de busrit te hebben gedeeld met Carolina; een dame uit Amsterdam die inmiddels zeven maanden aan het reizen is door Zuid en Midden Amerika, zonder haar man en stiefkinderen. Stoer! Ze zit in haar laatste weken en gaat daardoor vrij snel door de rest van haar lijstje heen.
Voordat we de rij ingaan voor onze exit stempel, gaan we eerst op zoek naar een loket waar we onze exit fee moeten betalen om Costa Rica uit te mogen. Dit moeten we doen volgens de interwebs, maar helaas kunnen wij geen loketjes vinden. Bij de rij voor de exit stempel vragen we de marechaussee of en waar we de exit fee moeten betalen, maar deze meneren vertellen ons dat we niks hoeven te betalen en dat we in de rij kunnen gaan staan. Na ongeveer vijftien minuten zijn we aan de beurt en vertelt de douane beambte ons doodleuk dat we toch echt eerst onze exit fee moeten betalen. Lekker dan. Ze wijst ons ook ongeveer de weg en verteld ons dat we zodra we de bonnetjes hebben weer bij haar terug mogen komen. René en Carolien gaan die kant op en Reni blijft achter bij de tassen, zodat we niet weer opnieuw de rij in hoeven te gaan. Na tien minuten keren René en Carolien terug, met bewijs van de betaalde exit fee van $8 dollar per persoon en gaan we weer naar dezelfde douane beambte, die ons zou helpen als we terug waren. Die sluit echter zo haar loketje voor onze neus en wijst onze naar een andere rij – fijn.
Uiteindelijk krijgen we via de andere rij onze exit stempel en beginnen we aan onze wandeling de grens over. Nicaragua in gaat het gelukkig een stuk makkelijker. We betalen onze entree fee gewoon op de plek waar we ook onze stempel krijgen. Daarna vervolgen we onze weg naar de locatie waar de bussen zouden moeten vertrekken, een drukke, chaotische marktplek. We gaan bij een stalletje zitten in afwachting van de bus. Op het moment dat de juiste bus arriveert, wordt ons duidelijk gemaakt dat we op moeten schieten en merken we vrijwel meteen dat het misschien toch drukker is dan normaal.
We haasten ons richting de bus en samen met ons nog vele andere mensen. Het is bijna oorlog om de bus in te komen. Van twee kanten duikt iedereen de bus in en worden wij er ook van achter ingeduwd. Gescheiden van elkaar weten we gelukkig alledrie een zitplek te bemachtigen en in het gangpad blijven er steeds meer mensen bij gepropt worden. Ook wanneer je denkt, het kan niet meer voller, kunnen er volgens de Nicaraguanen nog steeds minstens tien bij. Het duurt even voordat we vertrekken, vooral voordat alles en iedereen de bus ingestouwd is en alle spullen in en op de bus zijn geduwd. We ervaren ook gelijk waarom deze bussen “chicken busses” genoemd worden. In de tussentijd kunnen we nog een heuse vechtpartij aanschouwen bij de bus naast ons, waar het letterlijk vechten voor een plekje is geworden. De bebloede man die uiteindelijk de bus geweigerd werd, kwam tot wel vijf keer terug om de buschauffeur aan te vallen en moest door meerdere mensen in bedwang worden gehouden. So far een heftig begin van Nicaragua.
Na ongeveer een uurtje komen we aan in Rivas, waar we over moeten stappen op de bus naar San Juan. We hebben al wat slechte verhalen gelezen over de terminal van Rivas, waar men niet echt behulpzaam schijnt te zijn. Men verteld je namelijk dat er nooit een bus naar jouw bestemming gaat en dat je toch echt met de taxi moet gaan. Na wat rondvragen en rondlopen worden we uiteindelijk toch naar de juiste bus verwezen. Reni wacht in de bus die er al staat en René sjeest nog even gauw het centrum in op zoek naar een pinautomaat. In de bus richting San Juan krijgen we al met de volgende “scam” te maken. We zien dat iedereen tien córdoba betaald, dus overhandigen de collecteman honderd en verwachten tachtig terug. Maar niks van dit alles, we krijgen maar twintig retour en de collecteman verteld ons dat de trip veertig córdoba per persoon kost. Nadat wij verbouwereerd reageren verlaagd hij het gauw naar dertig, waar wij uiteraard niet mee akkoord gaan. We gaan in ons beste Spaans de discussie aan, worden boos, maar hoeveel we ook proberen de beste man blijft met een stalen gezicht vertellen dat het ons dertig córdoba per persoon kost. We proberen zelfs hulp te vragen aan de mensen om ons heen, maar ook zij helpen je niet en houden gewoon hun mond dicht. Flink chagrijnig zitten we het laatste stuk van onze busrit uit. Het gaat maar om slechts 75 eurocent in plaats van 25 eurocent, maar we kunnen ons niet over het principe heenzetten. Zoals we ook door de bus schreeuwden, het was niet het welkom in Nicaragua die we verwacht hadden.
Als we in San Juan aankomen, gooit René nog even zijn frustratie eruit richting de collecteman van de bus, die er flink geïntimideerd uitziet, maar nog steeds niks doet om ons eerlijk te behandelen. Bad karma for you, my friend.
San Juan del Sur is een levendige kleine badplaats in het zuiden van Nicaragua. Er zijn leuke boetiekhotels en hostels overal in de stad, veel eetgelegenheden en een leuk nachtleven. Ook staat het bekend om zijn Sunday Funday backpackersfeest, waar menig backpacker helemaal naar de klote gaat.
We besluiten vanuit de bus snel naar Javier’s House te gaan om in te checken, bier te kopen en op het strand te gaan genieten van de zonsondergang en ons lichtelijk te gaan bezatten om deze eerste ervaring met Nicaragua snel te vergeten. Matthias schuift vrij snel bij ons aan en kletsen lekker bij over onze reisavonturen door Panama en Costa Rica. Na de zonsondergang lopen we terug naar ons hostel en kopen onderweg een fles Flor de Caña met een fles Coca Cola. Deze fles rum maken we met z’n drieën soldaat en maken er een gezellige avond van, iets wat we precies nodig hadden na deze ‘zware’ dag!
De volgende dag worden we vrij brak wakker en slaan we het ontbijt daardoor maar even over. We spreken met Matthias af om rond elf uur de bus te pakken richting Rivas. Vanaf Rivas gaat Matthias naar El Gigante en wij naar het eiland Ometepe.